Skip to main content

Auteur: NVRR Secretariaat

Good practice in de praktijk

Good practice in de praktijk

Rekenkamers en rekenkamercommissies (hierna rekenkamers) werken veelal zelfstandig, maar hebben allen een vergelijkbare opdracht en kunnen daarom veel van elkaar leren. Om het delen van inspirerende voorbeelden te faciliteren, heeft de NVRR in 2017 een aantal goede praktijkvoorbeelden van rekenkamerwerk laten verzamelen en gebundeld in de Handreiking Good Practice.

In deze handreiking worden in totaal 15 goede voorbeelden beschreven, die ingaan op goede voorbeelden over verschillende aspecten van rekenkameronderzoek, maar ook op andere werkzaamheden van rekenkamers, zoals het formuleren van doelen en visie, de organisatie, zichtbaarheid en communicatie.

Werkateliers met inwoners

Eén van de uitgewerkte voorbeelden is rekenkamer Weert, die bij een onderzoek naar burgerparticipatie workshops hebben georganiseerd rond initiatieven van inwoners. Tijdens deze ‘werkateliers’ hebben initiatiefnemers, betrokken ambtenaren en gebruikers in dialoog met elkaar successen faalfactoren benoemd. De nadruk ligt hierbij niet op het toetsen van een normenkader, maar op het samen met betrokkenen identificeren van succes- en faalfactoren. Doordat betrokkenen met elkaar in dialoog gaan, ontstaat er een gedragen beeld van hoe het beleid in de werkelijkheid functioneert. Voorafgaand aan de bijeenkomsten is bij de gemeente nagegaan welke maatschappelijke initiatieven zich bij uitstek voor dit onderzoek leenden. De werkateliers waren georganiseerd rond deze initiatieven en duurden circa twee en een half uur. Onderwerpen die aan de orde

kwamen waren onder andere hoe het initiatief tot stand is gekomen, hoe de gemeente op het

initiatief heeft gereageerd, of er subsidie is verstrekt en welke afspraken hierbij zijn gemaakt.

De voorzitter van rekenkamer Weert benoemt twee aandachtspunten bij deze manier van werken. In de eerste

plaats is het erg belangrijk dat de projecten van alle kanten worden belicht. Daarvoor is het noodzakelijk om te traceren wie er allemaal bij het initiatief betrokken zijn (geweest) en het werkatelier te organiseren op een moment dat iedereen aanwezig kan zijn. Als dit laatste niet mogelijk blijkt, is het beter om het betreffende initiatief niet nader te onderzoeken dan om een bijeenkomst te organiseren waarbij essentiële betrokkenen ontbreken. Ten tweede is het belangrijk dat de bijeenkomst goed wordt geleid en de tijd goed wordt benut zodat alle

betrokkenen (initiatiefnemers, ambtenaren en gebruikers) en onderwerpen voldoende aan bod komen.

Zelf ook een good practice?

Het Ontwikkelteam is op zoek naar nieuwe voorbeelden van good practices. Heeft u een goed praktijkvoorbeeld van rekenkamerwerk dat u graag met ons wilt delen, mailt u deze dan naar ontwikkelteam@nvrr.nl. De Handreiking Good Practices is te vinden op de website van de NVRR.

Het Ontwikkelteam zoekt versterking, doet u mee?

Het Ontwikkelteam zoekt versterking, doet u mee?

Wilt u ook meedenken en -helpen om uw vakgebied te professionaliseren? Wilt u meewerken aan een project en/of wordt u ons nieuwe teamlid? Meld u dan nu aan en neem contact op met het NVRR secretariaat.

Het Ontwikkelteam (O-Team) houdt zich bezig met de ontwikkeling en professionalisering van rekenkamers en haar leden door kennis en materialen te verzamelen en te ontwikkelen. Het afgelopen jaar heeft het Ontwikkelteam onder andere gewerkt aan:

  • Manieren om de effectiviteit van rekenkamers in kaart te brengen;
  • Een vernieuwd stappenplan voor het meten van doorwerking van de rekenkamerproducten;
  • Het organiseren van het NVRR-congres op 25 mei 2018.

Op dit moment werken we onder andere aan, en kunnen we nog hulp gebruiken bij:

  • Het rekenkamerkompas. Het Kompas dat we voor ogen hebben geeft per onderwerp richting en adviezen waarmee rekenkamer(commissie)s zelf hun koers op kwaliteit kunnen bepalen. De contouren van het Kompas zijn eind 2017 gepresenteerd. In 2018 volgt de invulling;
  • De Goudvink. De prijs van de NVRR voor het beste rapport/product van een rekenkamer(commissie), beleeft in 2018 de doorstart;
  • Ontwikkeling van opleidingen voor starters en gevorderden op rekenkamergebied;
  • Organisatie van congressen en evenementen;
  • Ontwikkeling van een serious game;
  • Ontwikkelen en realiseren van subsidieprojecten in 2018.

Lokale publieke verantwoording, #hoedan?

Lokale publieke verantwoording, #hoedan?

Symposium Delftse Rekenkamer

14 juni 2018, 15.30 uur – 17.30 uur

Museum Prinsenhof, Sint Agathaplein 1, Delft

Voor het functioneren van de lokale democratie is inzicht in de besteding van publiek

geld een voorwaarde. Werden in 2006 lokale rekenkamers opgericht, Delft was met

het eerste lokale rekenkameronderzoek in 1988 zijn tijd ver vooruit.

Het 30-jarig bestaan van de Delftse rekenkamer, de oudste lokale rekenkamer van

Nederland, vieren wij dan ook met een symposium. Aansluitend heffen we het glas

en kunt u het museum bezoeken.

Centraal staat de vraag hoe lokale publieke verantwoording eruit zou moeten zien en

wat dat betekent voor gemeenteraden en lokale rekenkamer(commissies) de komende

vier jaar.

Sprekers zijn onder andere mevrouw drs. Francine Giskes, collegelid van de Algemene

Rekenkamer en mevrouw prof. dr. Klaartje Peters, bijzonder hoogleraar lokaal en

regionaal bestuur aan de universiteit Maastricht. Daarnaast leveren de burgemeester

van Delft mevrouw Marja van Bijsterveldt en leden van de gemeenteraad een inbreng.

U kunt zich aanmelden door een mail (met naam en aantal deelnemers) te sturen

naar DRK30jaar14juni18@delft.nl. Nadere informatie via ambtelijk secretaris Marike

Schoeman, tel. 06 5357 4246.

Meld u tijdig aan in verband met het aantal beschikbare plaatsen. Bent u na aanmelding verhinderd?

Laat dat ons dan zo spoedig mogelijk weten via bovenstaand mailadres.

Een gedetailleerd programma vindt u binnenkort op www.delftserekenkamer.nl.

Museum Prinsenhof ligt in het centrum van Delft. Vanaf het NS-station is het museum bereikbaar

in ca. 8 minuten. Loop via de hoofdingang van het station naar buiten, sla linksaf en loop

langs het water richting de Oude Kerk.

Bus 51, Tram 1 en 19, halte Prinsenhof.

Parkeren in de Phoenixparkeergarage.

Sociaal wijkteam doet het beter, jeugdhulp blijft lastig: vijfde landelijke onderzoek Decentralisaties in het Sociaal Domein

Het is de eerste keer sinds de decentralisatie van de Wmo in 2015 dat de waardering voor het sociaal wijkteam is gestegen. Dat blijkt uit het vierde onderzoek van I&O Research naar de beleving van cliënten in het sociaal domein. De waardering voor jeugdhulp is iets gestegen in 2017, maar blijft laag.

De belangrijkste uitkomsten:

  • Waardering van kwaliteit zorg stabiel maar nog steeds lager dan niveau van 2014
  • Jeugdzorg voor derde jaar op rij lager gewaardeerd dan andere vormen van zorg
  • Zelfredzaamheid onder mensen met professionele zorg neemt af 
  • Waardering voor het sociaal team is gestegen
  • Ondersteuning bij gesprek in ongeveer twee derde van de gesprekken zorgt voor betere waardering van het keukentafelgesprek • Toename in het gebruik van zorg van naasten (mantelzorg), vooral bij jeugdzorg
  • Van de mensen met een arbeidsbeperking, hebben mensen met een verstandelijke beperking het vaakst een baan. Wel relatief vaak bij een Sw-bedrijf.

Waardering zorg in 2017 niet gestegen ten opzichte van 2015

Ten opzichte van december 2014 is er een daling van de waardering van de professionele hulp. In juni 2015 daalde deze naar een 7,3, om in december 2015 vervolgens weer te stijgen naar een 7,4. In 2016 en 2017 is deze waardering stabiel gebleven. Dat blijkt uit onderzoek van I&O Research naar de beleving van cliënten in het sociaal domein in 2017.

Het is de vierde keer dat het onderzoeksbureau dit onderzoek doet. In december 2014 – vóór de decentralisaties per 1 januari 2015 – deed I&O Research een nulmeting onder ruim 9000 mensen. Elk jaar is het onderzoek herhaald. De huidige resultaten komen uit de vierde meting in december 2017, waar overigens ruim 10.500 mensen aan meededen.

Kijk hier voor meer uitkomsten van het landelijk onderzoek Decentralisaties in het Sociaal Domein.

Middelen sociaal domein niet goed verdeeld over gemeenten

Onderzoeksbureau AEF concludeert in het rapport ‘Zoeken naar balans’ dat de middelen voor het sociaal domein niet goed worden verdeeld over gemeenten. AEF is kritisch over de rol van het rijk bij het opstellen van de budgetverdeelmodellen, maar stelt ook dat gemeenten de modellen vaak niet goed begrijpen en er daardoor onhaalbare eisen aan stellen. Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken ziet in de conclusies van het onderzoek voldoende aanleiding om met de gemeenten te overleggen over het oplossen van de knelpunten.

In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deed Andersson Elffers Felix (AEF) onderzoek naar mogelijke discrepanties in de verdeling van middelen voor het gemeentelijk sociaal domein. De focus van het onderzoek lag op de verdeelmodellen van de Integratieuitkering Sociaal Domein (IUSD), waarin de gelden zijn ondergebracht die samenhangen met de decentralisaties van 2015. De verdeelsystematiek van de bijstandsbudgetten is hierin niet meegenomen. Ook de hoogte van de budgetten wa​s geen onderdeel van het onderzoek. Wel geeft AEF een aantal keren aan dat het toegerekende macrobudget onderwerp van onderzoek zou moeten zijn.

AEF trekt de volgende conclusies:

  • De verdeelmodellen houden geen rekening met het feit dat verschillen kunnen ontstaan als gevolg van de gemeentelijke beleidsvrijheid. De gebruikte gegevens op basis waarvan de verdeelmodellen zijn opgesteld, dateren immers van vóór 2015, toen er nog sprake was van een landelijk geharmoniseerd beleid.
  • De huidige verdeelmodellen bevatten discrepanties. Er is op onderdelen een (te) groot verschil tussen de theorie op basis waarvan de verdeelmodellen zijn opgesteld en de uitwerking daarvan in de praktijk.
  • Op dit moment voldoet de huidige clusterindeling grotendeels. Gemeenten streven ernaar domeinoverstijgend te werken, maar in de praktijk wordt nog veel per domein georganiseerd. Er zijn dan ook nog geen grote financiële verschuivingen tussen verschillende beleidsterreinen zichtbaar bij gemeenten.
  • De modellen zijn kostengeoriënteerd en daardoor niet toegerust om grote beleidswijzigingen op te vangen; beleidswijzigingen kunnen de kostenstructuur fundamenteel veranderen.
  • Vanwege de (financiële) onzekerheid rondom de decentralisaties begroten veel gemeenten conservatief. De omvang van de middelen in het gemeentefonds is voor veel gemeenten bepalend voor de ambities, niet het gewenste resultaat van het ingezette beleid. Immers, als gemeenten meer moeten uitgeven aan het sociaal domein dan de budgetten die in het gemeentefonds zijn opgenomen, dan gaat dat ten koste van andere voorzieningen.
  • De kennis over de inhoud van de verdeelmodellen bij gemeenten is beperkt. Zeker bij nadeelgemeenten overheerst een negatief beeld.
  • Kennistekort vermindert het zicht op de bedoeling van zuivere financiële verhoudingen. De bedoeling is dat het Rijk de gemeenten vrijheid laat om zelf te bepalen hoe taken het beste kunnen worden uitgevoerd. Dit perspectief lijkt uit het blikveld verdwenen te zijn. Het risico is dat er onhaalbare eisen worden gesteld aan verdeelmodellen: ze worden bijvoorbeeld geacht eenvoudig te zijn, maar ook minder tekortgemeenten op te leveren. Dat laatste lijkt momenteel echter onverenigbaar.

Download naar het volledige onderzoek: Zoeken naar balans: kwalitatief onderzoek naar discrepanties in de budgetverdeelmodellen in het sociaal domein

Inspecties zetten mystery guests in om toegankelijkheid gemeenten te testen

In 2017 deden de rijksinspecties van het Toezicht Sociaal Domein onderzoek in de gemeenten Goes, Amsterdam, Weststellingwerf, Utrecht en Winterswijk in de periode mei-november 2017. Het rapport over het onderzoek in de gemeente Goes werd in april 2018 uitgebracht. De resultaten van de andere onderzoeken worden later openbaar.

De rijksinspecties van het Toezicht Sociaal Domein (TSD) onderzochten de toegankelijkheid van gemeentelijke diensten voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Ervaringsdeskundigen gingen op pad om te kijken of de toegang laagdrempelig was. Bij de voorbereiding en uitvoering van het onderzoek is nauw samengewerkt met de LFB, de cliëntenorganisatie van en door mensen met een licht verstandelijke beperking.

Toegankelijkheid gemeentelijke diensten Goes
Over het algemeen waren de ervaringsdeskundigen positief over de toegankelijkheid van de gemeentelijke diensten in Goes. De ervaringsdeskundigen vonden het prettig dat de medewerkers vriendelijk en meelevend waren, de tijd namen en afspraken op papier meegaven. Maar als men contact zocht via e-mail of telefoon, kwam persoonlijk contact zeer moeizaam tot stand.

Na het onderzoek werden de resultaten besproken met medewerkers van de gemeente. De medewerkers herkenden de verhalen van de ervaringsdeskundigen en vonden de volgende punten belangrijk:

  • begrijpelijker taal op de websites van gemeente en gemeentelijke diensten;
  • meer persoonlijk contact;
  • bevestigen van afspraken en aangeven wanneer en hoe laat mensen (terug)gebeld worden.

VNG Realisatie organiseert meetups voor datagedreven gemeenten

Gebruik van data in bestuur, beleid en uitvoering is niet nieuw. Wél nieuw zijn de explosie van de hoeveelheid beschikbare data, de nieuwe analysemogelijkheden en de toepassingen van data op alle domeinen. Dit roept vraagstukken op voor de gemeentelijke praktijk en organisatie.  Diverse gemeenten hebben al vergaande kennis en ervaring met data.

VNG Realisatie organiseert daarom interactieve kennissessies – de zogenoemde meetups – rondom het thema ‘Datagedreven Gemeente’. Tijdens deze sessies worden de opgedane kennis en ervaringen gedeeld en wordt over deze vraagstukken van gedachten gewisseld.

De volgende meetups vinden plaats in Utrecht op: 

Donderdag 24 mei;

Donderdag 21 juni.

U kunt zich opgeven via deze link.