Met ingang van 1 januari 2023 is de Wet Versterking decentrale rekenkamers in werking getreden. In onderstaande FAQ’s leest u de antwoorden op vragen die de leden van de NVRR gesteld hebben.
Voor de leesbaarheid van de antwoorden wordt de gemeentelijke situatie aangegeven. Voor gemeenteraad dient daarom in het geval van de Waterschappen de leden van het Algemeen Bestuur van het Waterschap en bij provincies Provinciale Staten gelezen te worden.
Modelverordening beschikbaar
Het NVRR-transitieteam heeft meegedacht en meegeschreven aan de modelverordening op de rekenkamer van de VNG. De VNG maakt uiteindelijk haar eigen afweging over de modelverordening. Daarom heeft de NVRR een paar kanttekeningen en aanvullingen bij de verordening. Lees meer.
De raad benoemt de leden van de rekenkamer.
Op grond van artikel 107e Gemeentewet besluit de gemeenteraad tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met de op de griffie werkzame ambtenaren. Dit betekent dat het college niet bevoegd is tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten (artikel 81j tweede lid Gemeentewet), als dit gaat om ambtenaren die werkzaam zijn op de griffie. Die bevoegdheid geldt slechts voor andere ambtenaren.
Momenteel regelt artikel 81j derde lid Gemeentewet dat ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, niet tevens werkzaamheden verrichten voor een ander orgaan van de gemeente. De wetgever wil een uitzondering maken voor ambtenaren die werkzaam zijn op de griffie. Daarom wordt in het voorstel van wet aan artikel 81j, derde lid Gemeentewet, na «een ander orgaan van de gemeente» ingevoegd «, met uitzondering van de op de griffie werkzame ambtenaren». Artikel 81j vierde lid Gemeentewet blijft ongewijzigd, waardoor ook ambtenaren van de griffie die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, ter zake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig zijn aan de rekenkamer. Dit is ook bevestigd in de Memorie van Toelichting (TK 35 298, nr. 3, p. 14).
Het is dus aan de gemeenteraad en de rekenkamer hoe straks de bemensing van rekenkamers plaatsvindt. Blijft het bij de ondersteuning van een ambtenaar van de raadsgriffie (de zogenaamde secretaris), dan verandert er vrijwel niets ten opzichte van de situatie bij de rekenkamercommissie. De raad blijft immers die ambtenaar benoemen en kan ook aangeven dat deze werkzaamheden verricht voor de rekenkamer (in plaats van de rekenkamercommissie). Besluit het lid/leden van de rekenkamer dat het college de ambtenaar benoemt (op grond van artikel 81j tweede lid Gemeentewet), dan betreft dit echter een bevoegdheid van het college, maar in dat geval kan die ambtenaar niet werkzaam zijn bij de raadsgriffie. In beide gevallen moet de raad zorgen voor het budget van deze ambtenaren (artikel 81j eerste lid Gemeentewet). Het is straks dus niet meer zo dat de secretaris per definitie onder de griffie valt.
Afhankelijk van de werkgeversrol die leden van de rekenkamer voor zichzelf ziet weggelegd, is het wellicht verstandig om de bevoegdheden van de raad via de raadsgriffier of de bevoegdheden van het college van B en W via de gemeentesecretaris te ondermandateren, te ondermachtigen en te ondervolmachtigen aan de voorzitter / leden van de rekenkamer. Zie bijvoorbeeld de Rekenkamer Metropool Amsterdam waarbij de directeur van de rekenkamer een ondermandaat, onvolmacht en ondermachtiging heeft gekregen om personeel aan te nemen en te ontslaan: Algemeen ondermandaatbesluit, ondervolmachtbesluit en ondermachtigingsbesluit directeur Gemeenschappelijke Rekenkamer metropool Amsterdam
De NVRR zal deze kwestie bespreken met de Waterkring en vragen of er in de praktijk al mogelijke alternatieven worden toegepast.
Het Doe-Mee-onderzoek heeft gezien het budget en de tijd niet de diepgang die nodig is om de vragen van de minister volledig te kunnen beantwoorden. Het Doe-Mee-onderzoek biedt vooral een globaal inzicht in de ondersteuning in brede zin. Ook het aantal deelnemers is gemaximeerd (60), terwijl het beeld dat de minister gaat schetsen betrekking heeft op alle rekenkamer(commissie)s.
De beoogde meting van BZK richt zich specifiek op rekenkamers en vraagt veel meer aandacht voor wat er allemaal in het budget zit en wat daaruit uit bekostigd wordt (bijv. doorbelasting ondersteuning rekenkamer vanuit griffie, moet de rekenkamer zaalhuur of kantoorhuur betalen, mogen leden uren declareren voor onderzoekswerk, etc).
Bovendien; het NVRR-onderzoek wordt nog dit jaar uitgevoerd en opgeleverd; het BZK-onderzoek wordt later verwacht.
Afstemming met BZK is wel van belang. Als er een begeleidingscommissie van BZK komt, zullen we als NVRR aanbieden hen de input te leveren die wij uit ons Doe-Mee-onderzoek halen.
Schaalgrootte en aantal externe leden bepaalt de raad in de verordening, en is afhankelijk van het budget. Hierover is in het Wetsvoorstel niets opgenomen. In de regel, zo is de ervaring van de NVRR, heeft een Rekenkamer gemiddeld drie leden waaronder een voorzitter.
NB: bij invoering van het Wetsvoorstel is er uitsluitend nog sprake van externe leden.
In november 2020 heeft het Ministerie van BZK de Inspiratiekaders effectieve invulling lokale rekenkamer gepubliceerd, zie Inspiratiekaders: effectieve invulling lokale rekenkamer | Publicatie | Rijksoverheid.nl. Het tweede inspiratiekader is een hulpmiddel bij de bepaling van het budget. De NVRR heeft de Inspiratiekaders destijds op de website gezet, zie Nieuws: NVRR: Inspiratiekaders waardevol, maar budgettaire randvoorwaarde onderbelicht — NVRR en geconstateerd dat het waardevolle instrumenten zijn, maar het een gemiste kans te vinden dat bij het budget niet is aangeraden de ondergrens hoger te stellen dan wat nu in de praktijk wordt gezien. De budgetten waar vooral kleine gemeenten in de praktijk nu mee te maken hebben zijn vaak ontoereikend om het rekenkamerwerk op een professionele wijze vorm te geven. Bij het debat in de Tweede Kamer over het Wetsvoorstel is een motie aangenomen over het bedrag per inwoner dat toereikend zou moeten zijn voor onafhankelijk rekenkameronderzoek, zie Detail 2022D21532 | Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Minister gaat zo’n onderzoek laten uitvoeren. De NVRR wordt hierbij betrokken.
De griffie coördineert het proces rondom alle verordeningen die de gemeenteraad behandelt. De VNG maakt voor alle onderwerpen een modelverordening, zo heeft de VNG ook een modelverordening voor rekenkamers gemaakt (sommige rekenkamers zijn al in 2004 ingesteld aan de hand van een modelverordening van de VNG).
De raad kan de modelverordening passend maken naar de eigen gewenste situatie, bijvoorbeeld in het geval dat een raad vanwege de binding wil dat de rekenkamerleden binnen de gemeente(n) van het werkingsgebied wonen of juist vanwege een ‘blik van buiten’ in een andere gemeente wonen.
In de regel is het zo dat lager wetgeving (i.c. de verordening) geen herhalingen bevat van hogere wetgeving (i.c. de Gemeentewet), maar slechts aanvullingen of nadere invullingen. De raad kan in zo’n verordening de invulling van eigen verantwoordelijkheden regelen (bijv benoeming van lid van de rekenkamer), maar de raad kan niet treden in de activiteiten die de onafhankelijke positie van de rekenkamer waarborgen (bijv voorschrijven welk onderwerpen moeten worden onderzocht of welke onderwerpen niet mogen worden onderzocht).
NB: de griffie is leidend bij het proces tot het vaststellen van een verordening in het bestuursorgaan: raad of PS.
De NVRR zal t.b.v. de waterschapsrekenkamers in overleg met de Waterkring contact opnemen met de Unie van Waterschappen over de mogelijk reeds beschikbaarheid van een modelverordening of de voorbereiding daarvan.
Overigens is in de Nieuwsbrief van 15 juni aangegeven dat de NVRR een team samenstelt om te ondersteunen bij de transitie van rekenkamercommissie naar rekenkamer Nieuws: Gezocht leden voor het NVRR team “transitie van rekenkamercommissie naar rekenkamer” — NVRR.
Op grond van art. 122 Gemeentewet vervallen verordeningen van rechtswege als een wet in het onderwerp voorziet. Na de inwerkingtreding van het voorstel van Wet vervalt de verordening op de rekenkamercommissie (RKC), maar niet direct. Er is een overgangstermijn van maximaal één jaar (art IV eerste lid Wet versterking decentrale rekenkamers), tot de datum van intrekking. De RKC zal dus binnen één jaar naar een rekenkamer (RK) moeten transformeren. Op dat moment moet de verordening op de RKC ook worden ingetrokken, zodat de vervallen verordening niet langer gepubliceerd is op overheid.nl. Dit vraagt dus oplettendheid en/of ook een actieve handeling van de RK, dat de intrekking van de verordening wordt gepubliceerd op overheid.nl.
Art. 81 k Gemeentewet wijzigt niet met de wetswijziging. Daarin is voorgeschreven dat de vergoeding van de leden van de rekenkamer in een verordening moet worden vastgelegd. Het lijkt er hiermee op dat een verordening wel noodzakelijk is. Dit wordt anders als er gekozen wordt voor een gemeenschappelijke rekenkamer, die gemeenschappelijke regeling voorziet dan conform art. 81 o Gemeentewet in de vergoeding.
De NVRR heeft geen kant-en-klare profielschetsen. Wel besteedt het Rekenkamerkompas, zie Leden – Rekenkamerkompas – NVRR in hoofdstuk 2 aandacht aan de samenstelling van een rekenkamer. Er wordt aangegeven wat bij de werving van leden en samenstelling van het ‘team’ aandachtspunten zijn, welke afwegingen een rekenkamer kan maken en er worden goede voorbeelden gegeven.
Overigens is in de Nieuwsbrief van 15 juni aangegeven dat de NVRR een team samenstelt om te ondersteunen bij de transitie van rekenkamercommissie naar rekenkamer Nieuws: Gezocht leden voor het NVRR team “transitie van rekenkamercommissie naar rekenkamer” — NVRR.
De NVRR heeft (nog) geen inzicht in de krapte op de markt van externe leden. We horen graag van de leden hoe gemakkelijk of moeilijk het nu is om nieuwe rekenkamerleden te werven. Overigens is het ‘vissen in dezelfde vijver’ nu ook het geval en als er veel rekenkamers samengaan en/of gaan samenwerken met bijvoorbeeld personele unies ontstaat er minder druk op de vraag.
In november 2020 heeft het Ministerie van BZK de Inspiratiekaders effectieve invulling lokale rekenkamer gepubliceerd, zie Inspiratiekaders: effectieve invulling lokale rekenkamer | Publicatie | Rijksoverheid.nl. Het derde inspiratiekader gaat over Samenwerking door en voor rekenkamers. Op 11 juni 2021 organiseerde de Kring Noord een webinar over het thema ‘Rekenkamer en Interbestuurlijk (regionaal) beleid’. Naar aanleiding daarvan is een Handreiking opgesteld, zie 20210823-Handreiking-Interbestuurlijk-RKc-Def.pdf (nvrr.nl). Hierin worden ook voorbeelden gegeven van samenwerking van rekenkamers.
Ja, de NVRR zal een soort stappenplan maken.
In de Nieuwsbrief van 15 juni aangegeven dat de NVRR een team samenstelt om te ondersteunen bij de transitie van rekenkamercommissie naar rekenkamer Nieuws: Gezocht leden voor het NVRR team “transitie van rekenkamercommissie naar rekenkamer” — NVRR.
Bij rechtmatigheidsonderzoek toetst de rekenkamer of het (gemeente)bestuur het geldend recht in acht heeft genomen. Dat geldend recht bestaat uit ongeschreven rechtsregels, geschreven rechtsregels en rechtspraak (ook bekend als jurisprudentie). Geschreven rechtsregels die algemeen verbindend zijn, zijn te vinden in verschillende rechtsbronnen (zie voor voorbeelden in onderstaand figuur). Daarnaast zijn er rechtsregels die niet algemeen verbindend zijn, die liggen vast in bijvoorbeeld besluiten, overeenkomsten of statuten. Voor het uitvoeren van een rechtsmatigheids-onderzoek is het dus nodig om (delen van het) recht in kaart te brengen en vervolgens de naleving daarvan te toetsen.
In het artikel ‘rechtmatigheid onderzoek’ (Kok, 2021 in bestuurswetenschappen) wordt uitgebreid ingegaan op rechtmatigheidsonderzoek. Het artikel geeft ook voorbeelden van onderwerpen waarvan de rechtmatigheid al eerder is onderzocht door andere rekenkamers. En er wordt uitgelegd waarom het financiële rechtmatigheidsonderzoek van de accountant (vanaf 2023) een veel minder breed onderzoek naar de rechtmatigheid is dan rekenkamers kunnen onderzoeken.
Het is overigens afhankelijk van het onderwerp, welke specifieke regels worden geanalyseerd bij de rechtmatigheidstoets.
Meer weten over rechtmatigheidsonderzoek? Het themanummer van bestuurswetenschappen over rekenkamers, inclusief het artikel van over rechtmatigheid is te downloaden op het besloten deel van de website van de NVRR: https://www.rekenkamers.nl/besloten/.
Zie ook vraag 5. De NVRR zal dit probleem inbrengen t.b.v. het onderzoek naar het budget, dat het Ministerie van BZK gaat uitvoeren.
NB: er zijn ook rekenkamercommissies, waar raadsleden wel een bescheiden vergoeding ontvangen.
Ja, zie MEMORIE VAN TOELICHTING – TK 35 298, nr. 3, Artikel IV, p. 28.
Dit artikel bevat een overgangstermijn van een jaar, waarin de gemeenten die niet over een onafhankelijke rekenkamer beschikken de gelegenheid hebben er een in te stellen respectievelijk een gemeenschappelijke rekenkamer in te stellen. Tot dat moment blijft de uitvoering van de rekenkamerfunctie mogelijk. Het artikel heeft geen betrekking op de provincies, omdat de provincies reeds alle over een onafhankelijke (gemeenschappelijke) rekenkamer beschikken.
De overgangstermijn geldt ook voor de waterschapsrekenkamers, zie TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING TK 35 298, nr. 13, p.9.
Indien in een waterschap op een datum voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet een verordening gold voor de instelling van een rekenkamer of rekenkamerfunctie, behoudt die verordening haar rechtskracht tot uiterlijk een jaar na die datum of bij eerdere intrekking van de verordening, tot de datum van intrekking.
Rekenkamers worden met de inwerkingtreding van de wetswijziging bevoegd om:
- Dochtermaatschappijen van NV’en BV’s te onderzoeken mits de gemeente 50% of meer van het geplaatste aandelenkapitaal houdt (artikel 184 eerste lid en onder b Gemeentewet – Nieuw)
- NV’s en BV’s te onderzoeken waarin de gemeente samen met andere gemeenten, provincies of het Rijk middellijk of onmiddellijk 50% of meer van het geplaatste aandelenkapitaal houden (artikel 184 eerste lid en onder c Gemeentewet – Nieuw)
- Alle subsidies (inclusief leningen en garanties) te onderzoeken van rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die door de gemeente is verstrekt ten laste van de gemeentebegroting, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft. (artikel 184 eerste lid en onder d Gemeentewet – Nieuw)
- Goederen en diensten die betrekking hebben op de uitvoering van een publieke taak te onderzoeken van rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen, waarvan de betaling ten laste van de gemeentebegroting komt en waarbij de gemeente zich het recht heeft voorbehouden bij de betreffende rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke persoon controles uit te voeren ten aanzien van de geleverde goederen of diensten, over de jaren waarin de betaling ten laste komt van de gemeentebegroting (artikel 184 eerste lid en onder e Gemeentewet – Nieuw)
De wijziging van deze bevoegdheden is in paragraaf 4.2 van de Memorie van Toelichting (pp. 17-20), nader toegelicht.
Rekenkamers blijven ook na de wetswijziging bevoegd om de rechtmatigheid te onderzoeken. Dat is geregeld in artikel 182 eerste lid Gemeentewet. In antwoord 14 van de FAQ is aangegeven hoe een rekenkamer de rechtmatigheid kan onderzoeken.
Daarnaast verandert met de Wet decentrale rekenkamers ook iets voor het college van B en W. Tot het verslaggevingsjaar 2023 geeft de accountant een oordeel over de financiële rechtmatigheid van de gemeente. Met ingang van het verslaggevingsjaar 2023 stelt het college van B en W zelf een rechtmatigheidsverantwoording op. De accountant zal deze rechtmatigheidsverantwoording als onderdeel van de jaarrekeningcontrole, controleren. Voor de waterschappen geldt een afwijkend invoeringsregime. De minister van BZK zal overleg voeren met de Unie van Waterschappen over een passende inwerkingtreding [bron]. Om dit wettelijk te regelen zullen de Financiële Verhoudingswet, de Gemeentewet, en ook lagere regelgeving, zoals het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (BADO) worden aangepast (Zie kamerstukken II, 2020–2021, 35 298, nr. 13, p. 13).
Hoewel de rechtmatigheidsverantwoording onderdeel is van het Wetsvoorstel Versterking decentrale overheden, gaan wij hier niet dieper op in. Het artikel Rechtmatigheid Onderzocht (zie beantwoording vraag 14) geeft een goed inzicht in de verschillen tussen een rechtmatigheidsverantwoording van het college van B en W (of de rechtmatigheidsverklaring van de accountant tot en met het verslaggevingsjaar 2022) en het rechtmatigheidsonderzoek dat de rekenkamer kan uitvoeren.
Het wetsvoorstel regelt niets over de vergoeding. De Tweede Kamer heeft gevraagd om onderzoek naar budgetten van rekenkamers. De NVRR zal voorstellen om in dit onderzoek mee te nemen wat de vergoeding van de leden van rekenkamers in de praktijk is.
De huidige praktijk is erg divers. De NVRR zal voorstellen om in het onderzoek van BZK naar de budgetten van de rekenkamers mee te nemen wat de vergoeding van de leden van rekenkamers in de praktijk is. Daarmee zou een bandbreedte voor de vergoeding kunnen worden aangegeven.
In november 2020 heeft het Ministerie van BZK de Inspiratiekaders effectieve invulling lokale rekenkamer gepubliceerd, zie Inspiratiekaders: effectieve invulling lokale rekenkamer | Publicatie | Rijksoverheid.nl. Het tweede inspiratiekader is een hulpmiddel bij de bepaling van het budget. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de ‘overhead’-kosten van een rekenkamer.
- Worden zij van rechtswege lid van de rekenkamer, voor de duur van hun huidige benoeming?
- Worden zij van rechtswege lid van de rekenkamer voor 6 jaar vanaf de instelling van de rekenkamer.
- Moeten zij opnieuw benoemd worden en dan voor 6 jaar.
Met het intrekken van de eerdere verordening vervalt de rechtsgrondslag van de benoeming van de huidige leden van de rekenkamer commissie. Het moment van aftreden hangt af van het moment van intrekking van de eerdere verordening of het instellen van een (gezamenlijke) rekenkamer. De overgangstermijn is een jaar. Zittende leden die men ook zitting wil laten nemen in de rekenkamer moeten opnieuw worden benoemd door de gemeenteraad. De wijze waarop dit moet, hangt af van de nieuwe regeling die de gemeente opstelt. Stelt de gemeenteraad een rekenkamer in, dan benoemt de gemeenteraad de leden van de rekenkamer voor een periode van 6 jaar (artikel 81c Gemeentewet). Besluit de gemeenteraad om samen met andere gemeenteraden of provinciale staten een gemeenschappelijke rekenkamer in te stellen, dan worden de leden benoemd door provinciale staten en de raden van de deelnemende provincies en gemeenten gezamenlijk voor een periode van 6 jaar (artikel 81m Gemeentewet).
Als de bestaande verordening al voldoet aan de nieuwe wet, hoeft er geen nieuwe verordening opgesteld te worden en bijgevolg hoeven de zittende leden niet (opnieuw) herbenoemd te worden.
Zowel voor de benoeming als herbenoeming van leden van de rekenkamer geldt de wettelijke termijn van 6 jaar. Bij instelling van de rekenkamers heeft de wetgever zich gebogen over de vraag van herbenoeming en het borgen van de continuïteit van de rekenkamer met daarin meerdere leden (TK, 2000–2001, 27 751, nr. 3, p. 68): De leden van de rekenkamer worden door de raad benoemd. Een te korte benoemingsperiode kan de onafhankelijkheid in gevaar brengen, omdat de vraag «word ik wel herbenoemd» dan al te snel weer wordt gevoeld. Daarom voorziet het wetvoorstel in een benoemingstermijn van zes jaar. Voordeel van deze termijn is ook dat over benoeming en herbenoeming in het gewone geval steeds door twee verschillend samengestelde raden wordt beslist. Voorts draagt het feit dat benoeming plaatsvindt na overleg met de rekenkamer ertoe bij dat de leden primair op grond van deskundigheid worden benoemd. In de praktijk zal na verloop van tijd door tussentijds aftreden vanzelf de situatie ontstaan dat niet steeds de gehele rekenkamer opnieuw moet worden benoemd. Dit komt de continuïteit en de onafhankelijkheid van de rekenkamer ten goede.
Alternatieven voor de gemeenteraad zijn, dat de raad leden van de rekenkamer niet op hetzelfde moment benoemt of niet alle leden herbenoemt. In het overleg dat met de rekenkamer plaatsvindt alvorens tot benoeming over te gaan, zou de continuïteit van de rekenkamer expliciet aan bod kunnen komen.
Uit een ingewonnen advies van het Nationaal Archief van 8 maart 2023 blijkt dat het college van B en W (eind)verantwoordelijk is voor het archiveren van de documenten van de rekenkamercommissie en de rekenkamer. Bij het opheffen van een rekenkamercommissie en het instellen van een rekenkamer verandert deze verantwoordelijkheid van het college van B en W niet. Het college van B en W kan dus ook na het opheffen van de rekenkamercommissie diens documenten archiveren, waarbij de bewaartermijnen van documenten (en termijnen voor vernietiging) volgen uit de selectielijst van de VNG.